De telefoonverbinding tussen de luchtwachttoren Spaarndam en de luchtwachtgroep in Alkmaar liep via het PTT telefoonnetwerk maar werden wel fysiek gescheiden gehouden in de PTT- centrale,s.
Waarnodig werd dit netwerk aangevuld met militaire kabels.
De PTT had voor het oprationeel maken van de verbindingen al 24 uur voorbereiding nodig.
Elke luchtwachtgroep had een luchtwachtcentrum ( hier dus Alkmaar ) waar alle telefoonverbindingen samen kwamen en interlokaal verbonden waren. Deze centra stonden weer in contact met het verbindingscentrum in Nieuw Milligen in de provincie Gelderland.
Oprichting KTTB in 1955
( KTTB staat voor: Krijgsmacht Telefoon en Telegraaf Bureau )
Het Krijgsmacht Telefoon en Telegraaf Bureau werd opgericht in 1955 als opvolger van de al voor de oorlog bestaande Militaire Telefoondienst (MTD). Deze Militaire Telefoondienst was
ondergebracht bij het 2e Regiment Genietroepen en had onder meer als taak het ontwerpen en aanleggen van alle telefoonnetten, welke in tijden van oorlog en mobilisatie noodzakelijk werden
geacht. Na de oorlog werd de Militaire Telefoondienst nieuw leven ingeblazen. In eerste instantie werd de Militaire Telefoondienst onder leiding van de kapitein
der genie Makkink in 1945 ondergebracht bij het bureau Inspectie Vervoer van het Ministerie van Oorlog. In 1946 al werd de Militaire Telefoondienst ondergebracht in de organisatie van de
Chef Generale Staf en wel als sectie Verbindingsdienst van de Inspectie der Genie. Nadat de MTD tot 1955 nog bij diverse organisaties werd ingedeeld, werd de dienst in 1955
uiteindelijk als interservice organisatie voor de telefoon- en telegraafvoorzieningen voor de gehele krijgsmacht ondergebracht in het Krijgsmacht Telefoon en Telegraaf Bureau. De
instelling van het KTTB vond plaats bij gemeenschappelijke beschikking van de Minister van Oorlog en van Marine d.d. 29 april 1955.
Mini-noodnet
Naast militaire maatregelen moest tijdens de Koude Oorlog ook het belangrijkste deel van de burgerlijke communicatiekanalen worden beschermd. De PTT was verantwoordelijk voor de telefonie
in Nederland en ontwikkelde een speciaal mini-noodnet. In oorlogstijd zou men het hoofdnet afkoppelen en dit beveiligde noodnet inschakelen. Het net werd bewaakt door 23
districtscentrales. Deze centrales waren zodanig geplaatst dat bij uitval van één van de centrales de rest het overnam.