Luchtwachttoren 4Y2 bij Spaarndam.


De bouwvergunning werd in Haarlem afgegeven in 1954 met vergunnings nummer , 48-B-1954  en dossier nummer 158.639.  Het adres was Boezemkade 3 , 2063 JH Spaarndam

Deze luchtwachttoren bij Spaarndam had ongeveer een hoogte van 10,88 meter  Type 9-36  op de Liniewal ten  westen van Spaarndam achter de ijsbaan Nova Zembla waarvan de fundering nog zichtbaar is en licht aan de Redoute in Spaarndam. Deze toren was te herkennen aan het 'Raat systeem' een open beton constructie van prefab- elementen. Deze  luchtwachttoren was gebouwd tussen 1954 en 1955 op de Liniewal noordelijk van de Slaperdijk en gesloopt rond 1985. De luchtwachttoren te Spaarndam is ter plaatse gedemonteerd en de prefab elementen zijn in kratten afgevoerd. De hijskraan is via de bestaande oprit naar de demontage plek gereden. Deze info komt van S.W. Balm en bevestigd door G.visser ( geboren en nog woonachtig op het nabij gelegen Havenplein 33 te Spaarndam ) 

De luchtwachttoren Spaarndam viel onder de 4e luchtwachtgroep van de KLD Boezemsingel 2 in Alkmaar.

                                                      

Korps Luchtwacht Dienst

 

Op 1 mei 1950 werd het Korps Luchtwacht Dienst (K.L.D.)  als onderdeel van het Commando Luchtverdediging van de Koninklijke Luchtmacht opgericht met als taak het signaleren, melden en blijven volgen van vijandelijke vliegtuigen die het Nederlandse luchtruim tot op een hoogte  van 5.000 voet (1.500 meter) binnenvlogen. Tevens moesten vijandelijke parachutistenacties en ABC

(atoom, biologische en chemische) aanvallen gemeld worden. Het was een vervolg op de in 1921 opgerichtte Vrijwillig Landstormkorps Luchtwachtdienst een systeem van luchtwachtposten met een landelijke dekking werd opgezet. De toenmalige radarapparatuur was nog ongeschikt voor  snelle, laagvliegende vliegtuigen maar op gehoor konden vliegtuigen op een afstand van acht kilometer worden waargenomen en daarom konden de posten op een onderlinge afstand van zestien kilometer geplaatst worden. Er werden tussen 1951 en 1955 in totaal 275 posten ingericht waarvan 137 op bestaande gebouwen en 138 op speciaal ontworpen raatbouwtorens. In de periode 1953-1964  nam de snelheid van de vliegtuigen toe tot rond de geluidssnelheid en verbeterde de radarapparatuur. In 1964 is het KLD sterk  ingekrompen, alleen in de noordelijke provincies bleef het nog een paar 

jaar bestaan. In 1968 volgde de definitieve opheffing van het KLD. Een tiental raatbouwtorens werden overgenomen door de Bescherming Bevolking welke er apparatuur plaatste voor het localiseren van een atoombom-inslagen. Naast de torens werd een ondergrondse schuilplaats voor vier personen gebouwd. Deze functie verviel in 1980  en ook deze torens werden afgestoten. Een standaard raatbouwtoren bestond uit een fundering, waarop vier verticale betonnen balken waren geplaatst, die om de tweemeter waren verbonden door horizontale balken. Hiertussen werden met gegalvaniseerde bouten de raatbouwelementen vastgemaakt. Het gebruik van prefab elementen resulteerde in een korte bouwtijd. Een nevenvoordeel was dat bij eventuele demontage van de toren de elementen opnieuw gebruikt zouden kunnen worden in magazijn of woningbouw.  De productie en de bouw van de luchtwachttorens werden uitbesteed aan Schokbeton. In de herfst van 1951 startte de bouw en deze duurde tot eind jaren vijftig. Er waren 23 variaties mogelijk, van 4 tot 32,5 meter hoog, telkens met een verschil van 1,14 m. Deze laatste maat werd bepaald door drie "betonraten", elk 35 centimeter groot. De hoogte in centimeters (gerekend tot aan de vloer van de observatiecabine) werd tevens gebruikt voor de typeaanduiding van de toren. De typeaanduiding van de luchtwachttorens is dus niet de totale hoogte van de toren, voor de totale hoogte komt er nog 1,52 m (de hoogte van de borstwering) bij. Torens die hoger waren dan type 19,06 m. kregen beneden op de hoeken steunberen. De onderste acht "raten" van de toren en de steunberen werden aan de buitenzijde betegeld met betonnen tegels om te voorkomen dat personen de toren inklommen. Het observatieplatform was bereikbaar via houten trappen (behalve de bovenste naar het uitkijkplatform, dat was een stalen ladder), die verbonden waren middels horizontale raatbouwelementen, waarvan een deel betegeld was om dienst te doen als overloop. De toegangsdeur van de toren was ook van hout. Boven op de toren was het openlucht-observatieplatform van 3 bij 3 meter met een 1,5 meter hoge borstwering. Het observatieplatform was rondom betegeld ter bescherming van de bemanning. Aan de zuidwestzijde van dit uitkijkplatform was een overdekte schuilnis. In het midden van het uitkijkplatform stond het luchtwachtinstrument opgesteld. Het bestond uit een gridtafel, met een kaart van de omgeving met de positie van de toren in het midden daarvan en de locaties van de naburige luchtwachtposten erop. Daarop gemonteerd was een statief met vizier en (losse) kijker en een aanwijsnaald. Met waarnemingen van drie torens/posten werd via driehoeksmeting de positie van het waargenomen vliegtuig bepaald. Om de hoogte en daarmee de kosten van de torens te beperken, werden ze bij voorkeur gebouwd op heuvels, dijken en wallen. De torens stonden meestal in de buurt van dorpen of bewoningskernen zodat de vrijwilligers snel per fiets de toren konden bereiken. De torens werden ook vaak langs of in een bosrand geplaatst of er werden bomen omheen geplant dat diende als camouflage. In 1988 droeg het ministerie van binnenlandszaken diverse torens over aan lokale overheden of andere instellingen. Deze overdrachtvond vaak plaats met toezegging dat het Rijk eventuele sloopkosten voor haar rekening zou nemen. Veel van de 138 luchtwachttorens die werden gebouwd, zijn nadien weer gesloopt. Slechts 19 resteren. Een paar daarvan hebben inmiddels de status van beschermd monument. 

 

Opzet luchtwachttorens.


( luchtwachttorens waren een fenomeen dat alleen voorkwam ten  tijde van de ‘Koude  Oorlog’. 

 De Koude Oorlog (1945-1991) was een periode van gewapende vrede, na de Tweede Wereldoorlog, tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie, en hun verschillende bondgenoten.)


Om het luchtruim goed te kunnen bewaken werd ons land verdeeld in acht sectoren met de naam luchtwachtgroepen. Deze groepen waren gevestigd in Deventer, Amersfoort, Breda, Alkmaar, Rotterdam, Leeuwarden, Groningen en Breda. Elke groep bestond uit 26 tot 41 luchtwachtposten en een luchtwachtcentrum. Uiteindelijk moesten er 276 posten komen, een aantal dat in 1955 daad- werkelijk werd bereikt. Er bestonden twee soorten luchtwachtposten. Enerzijds waren er de posten op de vreemdsoortige raatbouwtorens (138), ontworpen en geconstrueerd onder toezicht van het Centraal Bouwbureau van de Genie. Boven op de toren was een observatie platform geplaatst met in het midden een ronde tafel met daarop een kaart van de omgeving, met de positie van de toren in het midden. Anderzijds werden er posten geplaatst op bestaande gebouwen zoals torens, molens en fabrieken (137). Waarnemingen werden niet alleen gedaan met een speciaal apparaat, het zogenaamde luchtwachtinstrument, maar ook via het gehoor. Dat laatste was namelijk de enige waarnemingsmethode bij nacht en bij slecht zicht. De luchtwachtposten waren per driehoek (en soms per vierhoek) geformeerd. Een dergelijke formatie kreeg de naam ‘kring’. De luchtwachtposten die zich binnen een kring (er waren 80 kringen) bevonden hielden onderling en met het lokale luchtwachtcentrum contact via een telefoonnet. Het luchtwachtcentrum was het knooppunt waaraan alle posten binnen een bepaalde luchtwachtgroep hun waarnemingen meldden. Die meldingen werden geregistreerd op een plottafel en met een plastic pijltje (plotje) bijgegehouden. Elke plotster (het overgrote deel van de plotters was vrouwelijk) droeg de verantwoordelijkheid voor een kring. Naast de plottafel stond in het luchtwachtcentrum een verticaal opgesteld long-range bord waarop alle vluchtmeldingen van naburige luchtwachtgroepen werden geregistreerd. Op die manier konden vliegtuigen die het detectiegebied van de ene luchtwachtgroep verlietenen het andere binnenvlogen permanent worden gevolgd. Vervolgens gaven alle luchtwachtcentra hun informatie door aan het hoofdkwartier van het KLD in Zeist. Vandaar werden alle gegevens doorgezonden naar het CLV die op haar beurt (indien nodig zoals in oorlogstijd) de gevechtsvliegtuigen, luchtdoelartillerie en de Bescherming Bevolking (BB) alarmeerde. 

 

IJsclub Nova Zembla met op de achtergrond de Luchtwachtoren Spaarndam.              Foto ca. 1980

  

   Foto , W.Koelman : HWS.  Links op de Liniewal deels achter de bomen de toren.

  Foto, W.Koelman : HWS.   In de achtergrond de KPN toren in de Waarderpolder in Haarlem.

  Foto,Uitkijktoren   . W.Koelman : HWS

Foto, Rosé van der Sluijs na 1980. ( achter de lichtmast op de voorgrond is de toren deels te zien )
Foto, Rosé van der Sluijs eind 1980, achter het clubhuis van ijsclub Nova Zembla is de toren deels zichtbaar.